Open kantooromgevingen vereisen veel akoestische optimalisatie om geaccepteerd te worden als nieuwe werkplek, vooral als de werknemers voorheen in individuele kantoren werkzaam waren. Gediplomeerd ingenieur Thomas Plötzner, specialist in omgevingsakoestiek bij OWA, schetst de (ruimtelijke) akoestische uitdagingen in zijn artikel en vergelijkt deze met de huidige en nieuwe (nog in de ontwerpfase) normatieve specificaties.
Het doel met betrekking tot ruimteakoestiek van kantoren voor meerdere personen is het mogelijk maken van probleemloos werken op alle werkplekken. Op deze werkplekken is de ‘menselijke stem’ de grootste storingsbron, die niet alleen het welzijn beïnvloed, maar ook verantwoordelijk is voor verminderde prestaties. Dit is bewezen in diverse wetenschappelijke studies. 54% van de werknemers in kantoren meldt lawaai als de meest verstorende factor in hun werk [1], wat ook een negatief effect heeft op de werktevredenheid. In een van deze studies [2] verklaarde 99% van de respondenten dat hun concentratie werd aangetast door lawaai. Vooral gesprekken onderling tussen werknemers en telefoongerinkel worden als storend ervaren [1, 2]. Deze bevindingen over verstorende effecten worden ondersteund door studies die negatieve effecten van kantoorgeluid op verschillende cognitieve functies, zoals concentratie of geheugen aantonen [3, 4, 5, 6].
Het is duidelijk dat achtergrondgeluid niet alleen als irritant of storend wordt ervaren, maar dat het zelfs de prestaties nadelig kan beïnvloeden. Diverse studies hebben aangetoond dat zelfs achtergrondgeluid op een niveau van slechts 40 dB (A) al prestatievermindering kan veroorzaken.
Openbare kantooromgevingen worden gekenmerkt door de tegenstelling tussen goede spraakverstaanbaarheid en afwezigheid van interferentie. Deze twee kenmerken zijn tegenstrijdig; hoge spraakverstaanbaarheid veroorzaakt een hoog interferentiepotentieel en vice versa. Het moet worden aanvaard dat er geen vertrouwelijkheid kan zijn in openbare kantooromgevingen, hiervoor zijn individuele kantoren verplicht. Het is daarom noodzakelijk een compromis te vinden tussen een goede verstaanbaarheid en een laag interferentiepotentieel. Hiervoor zijn drie opties:
Het gebruik van slechts een van de bovengenoemde middelen is over het algemeen onvoldoende voor meervoudig gebruik. Het kan zelfs de akoestische situatie in de kamer verslechteren. Ten minste de eerste twee maatregelen moeten worden overwogen.
De aanbevelingen voor ruimteakoestiek van openbare kantooromgevingen volgens de algemeen aanvaarde regels voor technologie hebben niet direct betrekking op spraakverstaanbaarheid, maar op de maatregelen die dit bepalen. Bijvoorbeeld: nagalmtijd, geluidsabsorptiecoëfficiënt of gelijkwaardig geluidsabsorptiegebied van kameroppervlakken en geluidsschermen, afmetingen hiervan en (technisch) geluidsniveau.
In een van de artikelen [10], wordt een geluidsniveau van maximaal 55 dB (A) aanbevolen voor overwegend cognitieve activiteiten binnen kantooromgevingen. Dit verwijst naar de verouderde werkplek verordening. Gezien de nieuwe bevindingen, zoals eerder in dit artikel beschreven, verminderen zelfs lage interferentieniveaus de prestaties en het welzijn van de werknemers, waardoor de aanbeveling minder belangrijk wordt. Aan de andere kant luidt de aanbeveling in [10] dat de geluidsniveaus die worden veroorzaakt door technische systemen op de werkvloer in openbare kantooromgevingen niet hoger mogen zijn dan 40 dB (A). Daarnaast beschrijft [10] zeer nauwkeurig dat de nagalmtijd in openbare kantooromgevingen geen geschikt criterium is voor de beoordeling en interpretatie van ruimteakoestiek. Het artikel [10] stelt zelfs dat men helemaal geen té hoge waarde toe kan kennen aan openbare kantooromgevingen.
Als de bovengenoemde aanbevelingen worden nageleefd, dan:
Om de storende invloed te verminderen van werknemers onderling worden geluidsbarrières ingezet. [10] beveelt een minimale schermhoogte van 1,5 m aan om geluid op werkplekken te reduceren. Ondanks deze aanbeveling worden openbare kantoren in de praktijk succesvol akoestisch geïsoleerd met schermen van minimaal 1,8 m en individuele werkplekken met schermen vanaf 1,6 m. Een voorwaarde om geluidsbarrières goed te laten werken is een geluidsabsorberend plafond.
Er worden drie methoden voor conditionering van de ruimteakoestiek van openbare kantooromgevingen gekwantificeerd.
Geluidsabsorberende objecten kunnen op verschillende plaatsen worden gebruikt met betrekking tot het akoestische ontwerp van de kantoorruimte. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in vier groepen.
Te beginnen met plafonddempers; akoestische plafonds vormen de grootste groep geluidsabsorberende materialen. Vaak is hiervoor ook voldoende ruimte beschikbaar voor deze elementen. Vervolgens is het mogelijk om de wanden te absorberen wat in combinatie met plafonddempers de meest effectieve oplossing is. De derde mogelijkheid is vloerbedekking. Textiele vloerbedekkingen dragen zowel bij aan de geluidsisolatie tussen verschillende ruimtes in een gebouw als aan de akoestische optimalisatie van ruimtes en de vermindering van geluidsniveaus. Tot slot kan meubilair en inrichting een oplossing bieden. Scheidingswanden, bureau-elementen, kasten of room-in-room systemen met absorberende oppervlakken worden regelmatig gebruikt om de akoestiek binnen ruimtes te optimaliseren.
Het doel van geluidsisolatie is het verlagen van het geluidsniveau en het bieden van bescherming tegen onbedoelde monitoring van gesprekken op aangrenzende werkplekken. Over het algemeen is het volgende van toepassing op de kwaliteit en het niveau van het afschermingseffect:
Een van de voorwaarden aan de schermen is dat ze minstens zo breed zijn als één tafelgroep. Daarnaast moeten de schermen tussen individuele werkplekken zo dicht mogelijk bij de sprekers worden geplaatst. De schermen moeten aan beide kanten geluidsabsorberend zijn.
Binnen ruimtes met een hoge communicatiebelasting is het mogelijk dat bovengenoemde maatregelen voor absorptie en afscherming niet voldoende zijn om de verstaanbaarheid op aangrenzende werkplekken voldoende te verminderen. In dat geval moet er een maskeergeluid worden geïntroduceerd. Dit proces is adaptief, dat wil zeggen dat het geluidsniveau zich aanpast, afhankelijk van de belasting in de ruimte. Het maximale maskeergeluid mag niet hoger zijn dan 42 dB (A). Voordat deze systemen worden geaccepteerd moet een fase van ‘eigen maken’ en aanpassing plaatsvinden (afbeelding 4).
Een recente studie [15] naar de invloed van de werkplek op menselijke samenwerking laat zien hoe de verandering van individuele werkplekken naar open kantooromgevingen de interactie van werknemers verandert. De verandering vermindert de directe communicatie tussen collega’s met ongeveer 70% en tegelijkertijd werden 56% meer e-mails en 67% meer mobiele berichten verzonden, die in volume met 75% toenamen.
Het lijkt erop dat open kantooromgevingen niet leiden tot meer communicatie, maar eerder tot een soort defensieve reflex van werknemers. De onderzoekers concludeerden dat open kantoren “overprikkelen”, dat wil zeggen dat te veel informatie en afleiding leidt tot het tegenovergestelde resultaat: productieve uitwisseling wordt verminderd in plaats van aangemoedigd. Fysieke nabijheid door minder barrières, minder deuren, alles moet open staan, wordt daarom overschat als een “communicatiepromotor”!
Uit de bevindingen kan geconcludeerd worden dat openbare kantooromgevingen alleen werken wanner ze zo worden ontworpen dat effectief en efficiënt werken mogelijk is door slimme interactie tussen kantoorstructuur/organisatie en akoestische aanpassingen.
[1] Sundstrom, E., Town, J. P., Rice, R. W. & Osborn, D. P. (1994). Office noise, satisfaction and performance. Environment and Behavior, 26(2), 195-222.
[2] Banbury, S. P. & Berry, D. C. (2005). Office noise and employee concentration: Identifying causes of disruption and potential improvements. Ergonomics, 48(1), 25-37.
[3] Banbury, S. & Berry, D. C. (1997). Habituation and dishabituation to speech and office noise. Journal of Experimental Psychology: Applied, 3(3), 181-195.
[4] Banbury, S. & Berry, D. C. (1998). Disruption of office-related tasks by speech and office noise. British Journal of Psychology, 89, 499-517.
[5] Loewen, L. J. & Suedfeld, P. (1992). Cognitive and arousal effects of masking office noise. Environment and Behavior, 24, 381-395.
[6] Schlittmeier, S. J., Hellbrück, J., Thaden, R. and Vorländer, M. (2008). The impact of background speech varying in intelligibility: Effects on cognitive performance and perceived disturbance, Ergonomics, 51:5, 719 – 736
[7] Jones, D. M. & Broadbent, D. E. (1991). Human performance and noise. In C. M. Harris (Ed.), Handbook of acoustical measurements and noise control (pp. 21-24). New York: McGraw-Hill.
[8] Matthews, G., Davies, D. R., Westerman, S. J. & Stammers, R. B. (2000). Human performance: Cognition, stress and individual differences. Hove: Psychology Press.
[9] DIN EN ISO 3382-3: Akustik – Messung von Parametern der Raumakustik – Teil 3: Großraumbüros. Mai 2012
[10] VDI 2569: Schallschutz und akustische Gestaltung im Büro. Januar 1990
[11] DIN 18041: Hörsamkeit in kleinen bis mittelgroßen Räumen. Mai 2004.
[12] VDI 2720 Blatt 2: Schallschutz durch Abschirmung in Räumen. April 1983
[13] DIN EN ISO 17624: Leitfaden für den Schallschutz in Büros und Arbeitsräumen durch Schallschirme. März 2005
[14] E VDI 2569: Schallschutz und akustische Gestaltung im Büro. Februar 2016
[15] Bernstein E., Turban S.: The impact of the ‘open’ workspace on human collaboration (2018)